Vraaggericht
Werken op vraag is een sterke insteek
Scholen, teams en leerkrachten hebben vaak tal van vragen omtrent het omgaan met talige diversiteit. Deze vragen ontstaan doorgaans vanuit leergierigheid en zorg. Maar ook vanuit obstakels, beperkingen, moeilijkheden, veranderingen die leerkrachten in de eigen praktijk ervaren. Ter illustratie geven we deze vragen uit de praktijk mee en voorzien we een mogelijke aanpak van begeleiding.
Doel
• Aansluiten bij wat er leeft in de school, bij een leerkracht, een directie, in een team,…
• Zoeken naar ingangen om aan de slag te gaan met talige diversiteit.
Voor wie
Je kunt deze methodiek inzetten voor het hele team, een kernteam, een individuele leerkracht, directie,…
Tijd
Onbepaald
Vragen uit de praktijk. !
CASUS 1
Hoe kan ik de talige diversiteit aan bod laten komen als ik geen anderstalige leerlingen heb?
Tijdens een bijeenkomst stelde een leerkracht deze vraag.
Meteen een goede aanleiding om met het team na te denken over:
“Wat is talige diversiteit?”
Afstemmen en uitdiepen
De groep ging in duo’s op zoek naar verschillende antwoorden. Die werden verzameld op het bord. Nadien kreeg elk tweetal een bronnenkaart m.b.t. talige repertoires.
Na de leestijd vulden we de antwoorden op het bord aan. Met deze informatie gingen we aan het werk met de vraag: “welke mogelijkheden zie je nu om met talige diversiteit aan de slag te gaan in je klas?”
Verschillende leerkrachten stelden vast dat ze sporadisch al een aantal zaken deden: een liedje zingen, goedemorgen zeggen in allerlei talen,…
Na een brainstorm in het team kwamen er heel wat concrete ideeën. Eén ervan was werken met dialecten in de lessen wereldoriëntatie in het kader van de provincies van België.
Verder werd met het team afgesproken dat elke leerkracht samen met een collega een activiteit zou uitproberen tegen een volgende bijeenkomst.
Speel in op wat er ‘leeft’ in een team.
Gebruik de concrete vragen die leven in het team als opstap om het onderwerp meertaligheid ‘open te trekken’.
Sluit aan bij bestaande activiteiten.
Leerkrachten doen vrijwel altijd al tal van zaken die zinvol zijn in functie van meertaligheid. De kunst is om die te spotten en ze te benoemen. Als leerkrachten zien dat ze verder kunnen bouwen op wat er reeds is, voelen ze zich bevestigd en verandert hun perceptie van de taaklast.
Maak concrete afspraken.
Hoe eenvoudig kan een tip zijn? Dat maakt hem juist zo link. Woorden zijn vluchtig. Maak afspraken expliciet en noteer ze. Zo formaliseer je het engagement van het team.
Wat zijn de uitdagingen voor deze leerkracht en dit team?
- Brede kijk op talige diversiteit ontwikkelen.
Meer informatie bij ‘Kennis’. - Aanscherpen van vaardigheden in het omgaan met talige diversiteit.
Meer informatie bij ‘Vaardigheden’. - Investeren in leren van elkaar en participerend overleg.
Meer informatie bij ‘De school: leren van elkaar’.
CASUS 2
Hoe geven we talige diversiteit een plaats in ons taalbeleid?
In de school ‘de Woelmuis’ doen verschillende leerkrachten allerlei zaken rondom talige diversiteit. Ze stellen vast dat de collega’s vaak niet van elkaar weten wie wat doet en waarom. De zorgcoördinator gaf al meermaals aan dat ze het belangrijk vindt dat de manier waarop ze omgaan met thuistalen en andere taalvarianten expliciet staat neergeschreven in een visietekst.
Afstemmen en uitdiepen
Als voorbereiding op de personeelsvergadering lijsten de leerkrachten voor zichzelf op hoe ze in hun klas aandacht geven aan talige diversiteit.
De coach ordent de antwoorden op de volgende manier:
Talensensibilisering |
|
---|---|
Talige diversiteitwaarderen |
Talige diversiteitzichtbaar maken |
Functioneel veeltalig leren |
|
Talige diversiteitbenutten |
Talige diversiteitstimuleren |
De coach voorziet gekleurde post-its. Elke klas krijgt een ander kleur. Telkens er iemand een voorbeeld geeft, wordt het op de flappen gekleefd. Daarna mogen de teamleden uitleg vragen aan elkaar.
Al snel blijkt het volgende:
- Er wordt al veel gedaan.
- Het vakje ‘Stimuleren’ bevat niet veel voorbeelden.
- De derde graad heeft vooral oog voor Frans en soms wat Engels. Ze wil graag een breder palet inzetten.
- Er zijn filmpjes gemaakt van meertalige activiteiten in de kleuterschool. Dat wisten de meesten wel, maar ze hebben ze nog niet bekeken.
- Sommige leerkrachten hebben vooral sociaal- emotionele doelen voor ogen. Anderen zien het inzetten van talige diversiteit ook als een meerwaarde voor een leerproces.
Na deze bijeenkomst werden de volgende zaken afgesproken:
- De zorgcoördinator doet een aanzet voor een visietekst rondom de meerwaarde van talige diversiteit op basis van de doelen die geformuleerd werden door het team.
- Het team leest deze tekst na en doet aanvullingen. De zorgcoördinator maakt samen met de coach een finale versie van de visietekst.
- De derde graad gaat samenzitten met de kleuterleidsters om te brainstormen over concrete activiteiten in de klas waarbij we talige diversiteit breed benaderen
- Iedereen denkt na over mogelijkheden om het onderdeel ‘Stimuleren’ in de klas aan te pakken en brengt deze ideeën mee naar de volgende bijeenkomst.
- Tijdens de volgende bijeenkomst bekijken we samen de filmpjes van het kleuterteam als inspiratiebron.
Alle onderzoeken en grote theorieën ten spijt: leerkrachten geraken vaak nog het meest geïnspireerd door heel concrete en eenvoudige praktijkvoorbeelden.
Laat leerkrachten aanvoelen en inzien dat ze veel van elkaar kunnen leren.
Elk team bevat een schat aan kennis en ervaring. Niet elk team beseft dit. Eens dit kwartje valt is er heel veel mogelijk, ongeacht wat het centrale onderwerp is.
Maak concrete afspraken en een realistische planning.
Vooral het realistische deel kan teams parten spelen. Behoed leerkrachten voor al te voortvarende plannen.
Wat zijn de uitdagingen voor dit team?
- Aanscherpen van vaardigheden in het omgaan met talige diversiteit.
Meer informatie bij ‘Vaardigheden’. - Afstemmen en uitdiepen van een gedragen visie ten aanzien van omgaan met talige diversiteit.
Meer informatie bij ‘Visie’. - Investeren in leren van elkaar en participerend overleg.
Meer informatie bij ‘De school: leren van elkaar’.
CASUS 3
Hoe kunnen we de betrokkenheid van anderstalige kinderen verhogen in de kring?
Twee kleuterleidsters werken in dezelfde leefgroep. Ze merken allebei op dat de anderstalige leerlingen minder betrokken zijn tijdens de kringmomenten.
Afstemmen en uitdiepen
Ze vragen zich ook af of dit te maken heeft met de aanpak van de kringmomenten of met het gegeven dat deze kinderen anderstalig zijn. We spreken af om een observatie en feedbackgesprek in te plannen.
De observatie
Ondersteuning naar anderstalige leerlingen
De juffen doen heel wat inspanningen om het Turks aan bod te laten komen.
Tijdens een gesprekje over de kapper vraagt de juf aan een Turkstalig meisje om het woord ‘baard’ te vertalen. Dit meisje kan niet op de vertaling komen. Na wat zoekwerk op de tablet vindt de juf het woord. “Baard is Sakal in het Turks” zegt de juf. De kinderen reageren enthousiast en zeggen het woord door elkaar na.
Een ander gesprekje gaat over het verkleedfeest dat morgen op de school doorgaat. De juf vraagt aan iedereen of ze verkleedkleren hebben. Ze vraagt aan een Turkstalige jongen om haar vraag te vertalen aan een andere leerling: “waar ga jij je morgen in verkleden en wil je verkleedkleren van de klas gebruiken?”
Betrokkenheid
De kinderen zijn bij aanvang allemaal even betrokken. Naarmate het kringgesprek vordert, merken we dat de aandacht verslapt bij alle kinderen. Kinderen beginnen te wriemelen, worden rumoeriger, zijn minder aandachtig, …
Feedbackgesprek
De betrokkenheid van de anderstalige kinderen bij het kringgesprek lijkt niet lager dan dat van de Nederlandstalige kinderen, ook al drukken ze zich minder (talig) uit. Taal heeft dus niet zozeer invloed op de betrokkenheid maar wel op het al dan niet (talig) kunnen participeren aan het kringgesprek.
Meer tips hierover kan je vinden in de begeleidingsfiche : Observeren, feedbackgesprek en hospiteren.
Wat zijn de uitdagingen voor deze leerkrachten?
- Bewust worden van eigen percepties ten aanzien van anderstalige kinderen.
- Aandacht voor de randvoorwaarden voor een krachtige leeromgeving
- Variatie voorzien
De kringgesprekken worden inhoudelijk gevoed door de kinderen zelf, m.a.w. het zijn de kinderen die op eigen initiatief hun eigen verhalen, ervaringen inbrengen in de kring.
- Voorzie kringgesprekken met veel ruimte voor eigen inbreng van de leerlingen (meer een ‘losse’ babbel).
- Voorzie kringgesprekken waarbij leerlingen iets meebrengen of vertellen dat gelinkt is aan het actuele thema van de klas.
- Organiseer naast kringgesprekken die vertrekken vanuit zaken die leerlingen aanbrengen ook kringgesprekken waarbij je als leerkracht iets inbrengt.
- Maak gebruik van doe - opdrachten (uitbeelden, tekenen,…).
- Zet werkvormen in die de interactie tussen leerlingen bevordert.(overleg, keuzes maken, meningen delen,…)
- Ondersteun de leerlingen in het leren stellen van vragen aan elkaar, zodat de interactie onder de kinderen groter wordt.
De kinderen vertellen dat er in het park een put was met water aan het einde van een glijbaan. Verschillende kinderen zijn niet met hun aandacht bij het verhaal, sommigen weten niet over welk park het gaat en anderen weten waarschijnlijk niet wat ze zich moeten voorstellen bij het verhaal van dat verteld wordt. De juf vraagt aan de groep: “hoe komt het dat er daar zoveel water in die put zit?” Slechts enkele kinderen hebben de vraag gehoord, geen van de kinderen geeft een antwoord. De juf geeft hierop zelf het antwoord: “Ik denk dat dit komt door de regen, het heeft de laatste tijd veel geregend.”
Alternatief:
Laat één van de kinderen een tekening maken van de glijbaan met de put op een flap of bord. De leerling tekent op aangeven van een leerling die het park kent en beschrijft. Deze tekening kan voor taalarme kinderen ondersteunend zijn om het verhaal te proberen vatten. Laat de kinderen per twee nadenken over die plas onderaan de glijbaan. Voorbeeld: “Bespreek met je schoudervriendje: “hoe komt dat water beneden aan die glijbaan?” Nadien laat je de verschillende mogelijke antwoorden aan bod komen. Het maakt niet uit welk antwoord het juiste is.
- Stimuleer interactie.
Tweegesprek op tijd, aanvulzinnen, akkoord – niet akkoord, mix – vertel,… Er zijn echter nog een aantal pedagogisch didactische ingrepen die dit kunnen versterken. Meer informatie
Interactie door een open vraagstelling te hanteren.
De juffen stellen zowel open als gesloten vragen. Toch vertonen ze wel de neiging om aan anderstalige kinderen (vrij snel) gesloten vragen te stellen. Wanneer we hiernaar peilen tijdens het feedbackgesprek beamen ze dit met de volgende uitspraak: >We willen de kinderen meer op hun gemak stellen, dus daarom stellen we vragen waar ze eenvoudig met ja of nee (knikken) kunnen op antwoorden. (kleuterleidsters) Deze opmerking geeft aan hoe je vanuit zorgzaamheid kansen laat liggen om een taal te ontwikkelen. De rol van de leerkracht vraagt juist dat ze elk kind blijft uitdagen opdat ze gaan groeien.
Interactie door te peilen naar beleving, stimuleer fantasie, lok filosoferen uit, daag kinderen uit hun denken,…Voorbeeld:
Een anderstalige leerling vertelt over zijn (zoveelste) nieuwe schoenen. De leerkracht vraagt: “Welke kleur hebben je schoenen?” De leerling antwoordt: “Blauw.” De leerkracht zegt: “Ik zie ook nog andere kleuren.” De leerling reageert niet en gaat van de praatstoel weg.
Alternatief:
Vraag: “Wat vind je zo mooi aan je schoenen?” Indien de leerling niks kan vertellen kan je die vraag aan de hele groep stellen: ” Wat vinden jullie mooi aan de schoenen van …?”
In het boek EE-Cahier ‘Werken aan een positieve sfeer in klas en school’ kan je beknopt heel bruikbare en concrete tips terugvinden voor het werken met kringen.
Het artikel “Mama de kring is saai!” kan inspirerend zijn voor coaches die op zoek zijn naar handvatten om kringmomenten (taal)rijker te maken.
CASUS 4
Als je thuistalen toelaat op de speelplaats, sluit je dan geen kinderen uit?
Dit is een vraag die door vele leerkrachten en teams gesteld wordt van zodra je het hebt over het toelaten van thuistalen. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met de perceptie van leerkrachten ten aanzien van thuistalen.
In ‘de Okapi’ stelde het team het nog scherper met de volgende uitspraken:
- Het toelaten van thuistalen zorgt voor kliekjesvorming.
- Het toelaten van thuistalen sluit kinderen uit.
Discussies over het toelaten van thuistaal zijn vaak heftig. Ze raken een heel gevoelige snaar. Laat je hierdoor niet afschrikken. Vertrouw op je eigen capaciteit als moderator. Geef ruimte aan de emoties maar stuur aan op feiten en onderbouwde argumenten.
Afstemmen en uitdiepen
De coach ging aan de slag met deze uitspraken. Het team kreeg de opdracht om gedurende twee weken de speelplaats te observeren. Doe dit zoals een camera zou registreren, zonder oordeel. Focus op het vaststellen.
Ze kregen daarbij de volgende richtvragen:
- Welke kliekjes zie je op de speelplaats?
- Op basis waarvan denk je dat deze kliekjes er zijn?
- Wat zorgt ervoor dat je deze kliekjes als negatief/positief ervaart?
- Kan je voorbeelden geven van momenten waarop leerlingen bewust andere leerlingen uitsluiten door een andere taal dan Nederlands te gebruiken?
Conclusie
- Er zijn vele soorten ‘vaste kliekjes’ en er zijn kinderen die van het ene naar het andere kliekje verhuizen.
- Er zijn kliekjes op basis van: interesse (hobby’s, soort spel,… )- leeftijd en klas - sekse - taal - familie - vriendschap -
- De meeste kliekjes werden als vanzelfsprekend, gewoon en positief ervaren. Enkele leerkrachten gaven aan dat ze het moeilijk hebben met de kliekjes anderstalige jongens.
- Leerlingen komen vertellen dat ze niet mogen meespelen, dat het moeilijk is om mee te spelen want dat de leerlingen in de andere taal blijven praten, …
Drie opmerkelijke zaken:
Wat zijn de sociale regels rond taalgebruik? En zijn deze duidelijk voor iedereen?
We laten het gebruik van thuistalen toe, we hebben daar verder geen regels rond.
Waarom anderstalige? Waar stoor je je aan?
Ik heb het gevoel dat ze over mij praten en dat ze me belachelijk maken.
Waarom jongens? Wat doen ze dan dat je vervelend vindt?
Ze komen uitdagend en stoer over, houden zich niet in om in een andere taal dan Nederlands te praten.
Als je deze drie vaststellingen/interpretaties verder onderzoekt kom je al een heel eind. Je zult zien dat het meertaligheidsverhaal vaak veel genuanceerder is dan we aanvankelijk denken.
Wat zijn de uitdagingen voor dit team?
- Bewust worden van eigen percepties ten aanzien van anderstalige kinderen.
Meer informatie bij ‘De rol van de leerkracht.’ - Werk maken van een taalattitude bij leerlingen, ouders en leerkrachten.
Meer informatie bij ‘Visie’.
CASUS 5
Is het nodig om aparte lessen te voorzien voor anderstalige leerlingen?
Deze vraag wordt vaak gesteld in basisscholen waar zowel Nederlandstalige leerlingen als niet-Nederlandstalige leerlingen zijn ingeschreven. Zo zijn er scholen die hun niet-Nederlandstalige leerlingen elke week ‘eventjes’ uit de klas nemen (bv. een halve dag), om activiteiten op te zetten die de verwerving van de schooltaal stimuleren.
Kris Van den Branden (2010, p. 173-174) . Handboek taalbeleid basisonderwijs. Leuven/Den Haag: Acco. label:1 class:sup) zet een aantal wetenschappelijk onderbouwde adviezen op een rijtje rond het apart nemen van niet-Nederlandstalige leerlingen:
Dit verhoogt de rijkdom van interacties. Zo krijgen deze leerlingen hetzelfde onderwijsaanbod als hun leeftijdsgenoten, kunnen deze leerlingen zich beter integreren in de klasgroep en wordt de hele klasgroep gestimuleerd om positief om te gaan met diversiteit.
Hou de kleine groep klein.
Het apart nemen van leerlingen kan het voordeel hebben dat ze meer persoonlijke aandacht, een persoonlijk taalaanbod, meer spreekkansen en meer persoonlijke feedback kunnen krijgen. Hoe groter de aparte groep wordt, hoe kleiner deze voordelen worden.
Bewaar de rijkdom van de activiteit.
Voorzie in de kleine groep geen vereenvoudigde activiteiten van de activiteiten in de grote groep. Dit verlaagt kansen tot een rijke woordenschat en rijke interactie en maakt de activiteiten ook minder motiverend voor de leerlingen.
Bouw bruggen met wat er in de grote groep gebeurt.
De kleine groep kan terugkomen op activiteiten uit de grote groep, of voorbereidend zijn in functie van wat in de grote groep aan bod zal komen.
Bouw gedifferentieerde ondersteuning uit tijdens de activiteiten in grote groep.
Zo kunnen de leerlingen die de schooltaal minder beheersen mits extra ondersteuning en hulpmiddelen toch dezelfde taken uitvoeren als hun collega’s.
Zet extra leerkrachten oordeelkundig in.
Via extra uren kun je een extra leerkracht inzetten in de kleine groep. Je kunt een leerkracht vervangen in de grote groep zodat de klasleerkracht de kleine groep opneemt. Je kunt ook kiezen voor teamteaching waarbij de extra leerkracht de klasleerkracht ondersteunt in het gedifferentieerd lesgeven. Hierdoor blijft de klas als geheel functioneren.